Reisverslag 01 Oostenrijk Pertisau 1988

6 maart 1988 - Den Helder, Nederland

VERSLAG REIS NAAR PERTISAU 1988

ZATERDAG

De bus vertrekt om ongeveer 6 uur bij Huize Boertjes waar wij bij voorbaat mogen instappen in verband met de drukte bij het Loopuytpark. De bussen zijn gelukkig voorzien van een toilet waar, op uitdrukkelijk verzoek, alleen gebruik van mag worden gemaakt in uiterste nood. Ik zit naast Susanna, de zuster van Loes en de rest van de familie heeft zich geïnstalleerd op de achterbank. Loes met zo'n blik van ‘hier krijgen ze me niet meer vandaan’! De bus rijdt nog niet eens of wij halen onze tassen met vreetwerk al tevoorschijn en voordat we bij de grens zijn, via Alkmaar en Amstelveen waar we ook nog mensen oppikken, is het al elf uur en de tassen zijn bijna leeg. Van Duitsland zien we alleen een restaurant waar we met z’n allen kunnen plassen. Het door Martin aangeboden biljet van 10 mark waarmee ik loop te zwaaien blijkt niet nodig. Meisjes voor ons in de bus hadden verkondigd dat de wc’s in Duitsland één mark per stuk kosten. De rit door Duitsland duurt acht uur en we zien niet veel meer dan verkeersborden en andere touringcars die ons passeren. Onze chauffeur houdt zich blijkbaar hardnekkig aan de toegestane snelheid. De verwarming in de bus is nogal belabberd geregeld, voorin is het tot stikkens toe benauwd terwijl wij achterin 's nachts liggen te barsten van de kou. Susan slaapt gewoon zittend. Volgens Martin is dat een specialiteit in hun familie, ze kunnen zelfs staande slapen als 't nodig is. Ik kronkelde me in allerlei bochten en kon nog niet maffen. Af en toe een blik achterom leert mij dat Joyce ingepakt zit als een Eskimo, Martin met een lijdzaam gezicht voor zich uit staart (hij heeft zich mentaal voorbereid op de busreis met enige kleine flesjes wijn die je in de bus kunt bestellen) en Loes is tegen de ochtend helemaal niet meer te zien, die heeft zich op haar hurken op de grond verschanst met haar hoofd op een stoel, zo probeert ze nog wat te slapen zonder de kinderen te storen. Tegen het ochtendgloren ziet ze eruit alsof ze door de mangel is gehaald. In Oostenrijk duurt het ook nog lang omdat we in een file terecht komen, voordat we de grens zijn gepasseerd zitten we al zo'n zestien uur in de bus! De muziek waarop we onderweg getrakteerd worden varieert van country tot "ouwe taaie, jippie jee". Eindelijk rijden we het plaatsje Buch binnen, dat op geen enkele kaart te vinden is en stoppen we bij het lumineuze restaurant "Bucherwirt" alwaar wij worden verwelkomd door de heer David Pfattner (V.V.V.) en de plaatselijke burgemeester die enige woorden spreken waarvan ik aanneem dat ze vriendelijk bedoeld zijn maar waar mij de strekking ervan volkomen ontgaat. Die vriendelijkheid trek ik later weer in twijfel want onverwijld krijgen wij de geijkte "Obst" aangeboden, een soort veredelde lampenolie, ik heb het woord in een woordenboek opgezocht en erachter staat vermeld dat "ich danke fur obst" betekent: "Dank je feestelijk, niets voor mij", deze bewering is natuurlijk niet zomaar uit de lucht gegrepen! Het is ook nog de bedoeling dat je het glaasje in één keer achteroverslaat. Martin heeft daar weinig moeite mee, maar bij

Joyce zie je de stoom uit haar neusgaten komen, ze klaagt later dat haar huig er niet meer is. Ik heb er alleen maar van genipt. Laf ja, maar na zeventien uur in de bus heb ik zo mijn bedenkingen. Daarna loopt de kudde weer volgzaam naar de bussen waarna we worden afgeleverd bij onze respectievelijke pensions. Martin heeft nog enige hilariteit omdat hij bij mijn pension een soort van slager meent te zien, maar dat heeft hij mis, het is de buurman. Mijn pension wordt beheerd door een boer (een echte) en zijn vrouw van een jaar of zestig, we worden verwelkomd, ik knik maar wat, want mijn Duits is beneden peil. Eindelijk ben ik dan waar ik zijn moet. Verder verblijven in "mijn" pension nog een vrouw met twee dochtertjes waarvan de één de volgende dag haar been zou breken. Deze dag is bedoeld om bij te komen, ik ga me douchen, heerlijk is dat na zo'n reis, ik slaap een beetje en wandel nog wat laat in de middag rond.

s ’Avonds gaan we allen eten bij Bucherwirt (champignonschnitzel) wat er best ingaat, het is de eerste warme maaltijd sinds uren als je het verlate "Fruschtuck" in het pension niet meerekent. Die avond is bedoeld als feestavond, maar zelfs de "Toetenelletjes" en de "Zeemannetjes" hebben daar niet veel zin in. Hennie verbaast zich daarover, iedereen verlangt naar z'n bed.

ZONDAG

Ik heb in ieder geval goed geslapen. Mijn buurvrouw in het pension komt geheimzinnig bij me om me te vragen of het bij mij op mijn kamer ook zo "vies" is, ze loopt wat te mekkeren over smerige vensterbanken en stof onder het bed. Nu is dat niet bepaald het eerste wat ik doe als ik in een hotelkamer of een pension binnenkom, maar inderdaad, het is wat stoffig, nou ja, dat is het bij mij thuis soms ook. We worden opgehaald om naar Pertisau te gaan, eerst om 8.30 uur, dat wordt dus 9.30 uur (dit soort veranderingen zou later nog veelvuldig voorkomen). Loes ziet er weer opgewekt uit en zo rijden we de bergen in. Ik had in eerste instantie gedacht dat er behalve die bergen boven verder niks was, daar ben ik natuurlijk een simpele lage-lander voor, Pertisau ligt min of meer aan een See (groot meer) en je kunt in het dorp skiën en langlaufen. Vanuit de bus kijken we neer op "ons" dorpje, het lijkt zo klein! We hebben geen duidelijke plannen voor deze dag, bovendien moeten Loes en Martin eerst afwachten of Hennie oppas voor de kinderen kan regelen voor ze sowieso skilessen kunnen gaan bespreken. We hangen wat bij de ski-school rond en ik begin al zwaar te denken over koffie, dan besluiten we maar langlauflatten te gaan huren. We zien aan de overkant van de straat een zaak met daarbuiten een veelbelovend bord "Shie-langlaufverleih", dus wij naar binnen. Als volkomen onschuldige Hollanders bevingeren wij enige latten en stokken maar worden daarvoor direct op onze vingers getikt door een "Frau" die de zaak schijnt te runnen. Ze heeft een houding die niet zou misstaan bij een sergeant in een Marine-opleidingskamp. Bij Martin brengt zij beelden uit 40-45 naar boven en ik krijg de slappe lach. We moeten de schoenen zelf maar uitzoeken en eigenlijk durven we nauwelijks nog iets te vragen, laat staan aan te raken, omdat we bang zijn dat ze ons met een zweepje, dat ze hoogstwaarschijnlijk voor die gelegenheden ergens bewaart. We staan te ginnegappen maar krijgen prompt het commando "Nicht lachen" wat wij natuurlijk direct opvolgen. Martin trekt zich wat terug, hij krijgt moordneigingen en Loes en Susan trachten uit te leggen dat ze ook nog een slee willen huren. Dan klinkt het bevel: "Zahlen" en wij moeten wel naar voren. Als ik beken dat de huur van de latten maar voor een dag is, zegt ze "Wenig" en bonjourt ons de deur uit.

Anekdote:

Op straat blijven Susan en Joyce perplext staan bij het zien van een man in joggingsbroek met ongeveer ter hoogte van zijn kruis een hele grote "portefeuille", volgens Martin, maar volgens ons iets anders. We blijven nog even wachten tot hij de winkel weer uitkomt en hebben kinderachtige lol. Na een kwartier of zo weten wij hoe we de latten onder dienen te binden en kijken daarna als echte professionals de wereld in. Martin gaat redelijk snel onderuit, skipiste. Wel 10 punten, zegt Martin. Maar 't doet pijn. Van al dat schuiven, de ijle lucht en het zonnetje barsten wij voortdurend van de dorst, we gaan een restaurant binnen tegenover de piste en bestellen wat. We hebben nogal pret om een skiër die met een bloedvaart naar beneden komt, een patser natuurlijk (Martin), hij remt netjes tien meter voor ons raam maar wij hadden graag gewild dat hij was door gestoven en keurig tegen het glas was komen te plakken. Daarna terug naar Loes die heerlijk in het zonnetje thee zit te drinken, de twee hummels knoeien in de sneeuw. Met de bus van 16.30 uur naar huis en 's avonds eten we in Munster, “Hauserwirt” met dit keer redelijke obst en smerige salades (gemixt), waar Joyce tot de ontdekking komt dat Oostenrijkers er abnormale porties ijs op na houden (misschien is het dan toch waar van die joggingsbroek) en daarna worden wij gehaald voor een rit in een "arrenslee" op wielen onder de sterren, wel koud maar erg mooi, met een vaart van wel 10 km rijden wij door het slaperige Munster. Daarna naar huis en naar bed.

MAANDAG

Vandaag gaat het dan gebeuren. De ski lessen waar wij ons alle vijf voor willen opgeven, Hennie heeft oppas geregeld voor de kinderen dus Loes en Martin kunnen ook mee. Voor mij is het al min of meer geregeld dat ik naar het pension van Joyce en Susan ga als mevrouw Heetkamp met haar ongelukkige dochtertje ook verkast. Joyce en Susan hebben aangeboden mij op de kamer te nemen, dat is erg fijn, anders zit ik in m'n uppie. In Pension Sieberer verblijven volgens mevrouw Heetkamp enige Bucher inboorlingen die des morgens bloot met een handdoek over de gang daveren, maar ik heb ze niet gezien. Enfin, ik smak 's morgens mijn koffers in de bus zodat ze 's avonds gelijk weer uitgeladen kunnen worden. Wij naar Pertisau, waar we in rij voor de skischool gaan staan. We regelen lessen voor drie dagen en krijgen klompschoenen, Joyce en ik gloednieuwe omdat ze moeite hebben net onze maat en daarbij passende skies krijgen we ook mee. Met die gevaartes (schoenen in skies) sjokken we naar de "Sammel-platz" waar paaltjes met nummers aangeven waar je moet zijn. Wij hebben natuurlijk het laatste paaltje en de grootste groep "Anfangers". De skileraar is volgens Martin achter z'n koeien weggehaald omdat ze weer hadden opgebeld: "Willie, Anfangers zuviel", nou ja, zeg ik, hij heeft ook twintig koeien thuis dus ons aantal moet hem bekend voorkomen. Na vijf minuten op de skies hangen we al wat voorover en vragen ons af hoe we dat in vredesnaam twee uur moeten volhouden, alsof je loden gewichten aan je voeten hebt. En even gaan zitten gaat ook niet. We moeten eerst wat schuiven om aan het "gevoel" gewend te raken, de eersten glijden al hulpeloos achteruit, je krijgt wel prikstokken erbij geleverd maar daar de functie ervan ons nog onbekend is, lijkt het meer op een wapen in onze handen. Voorbijgangers moeten uitkijken voor hun buik en ogen. Als eendjes schuiven we achter "der Willie" aan die ons meetroont naar een heuveltje dat eigenlijk geen naam mag hebben maar dat wij toch al moeten beklimmen. De eerste oefeningen zijn simpel, we staan trouwens lekker in het zonnetje en beginnen al wat opgewekter te kijken. We moeten wat met gebogen knieën glijden, dan zonder de stokken en soms onder geïmproviseerde poortjes door. Dat lukt ons allemaal aardig. Behalve een Griek in onze groep. Op gloednieuwe skies. Hij heeft een Hollandse vriendin die al jaren skiet en nu moet hij het ook leren. Aan het begin lijkt het ook steeds even goed te gaan maar aan het eind krijgt hij telkens ruzie met z'n balans en knalt tegen de vlakte om omarmt Willie hartstochtelijk. Wij halen onze zonnebrillen tevoorschijn en zien er echt uit. Tussen de middag, nadat we zijn geëindigd met de les met een soort verplicht standje, een ski op de grond en de ander loodrecht omhoog waarbij Willie een yell ten gehore brengt "Tsjikketsjakketsjikke tsjakketsjik hee hee hee" of iets dergelijks dat wij in koor moeten meebrullen. Daarna hebben we echt op z'n Hollands erwtensoep gegeten met veel worst en enorme glazen cola en melk gedronken. Er is ook chocolademelk met slagroom zonder suiker. Om kwart voor twee klossen wij weer op onze skischoenen die we voor het gemak maar hebben aangelaten, maar waar je eigenlijk niet normaal op kunt lopen, terug naar de "Sammelplatz" waar we worden opgewacht door Willie die ons zowaar meeneemt naar een heuvel van wel twee meter hoog. Hij doet ons enige tientallen keren voor dat we "Immer in Pflug" naar beneden moeten, wat min of meer betekent dat je voortdurend op je handrem staat, je leert niet skiën, je leert remmen. Dat betekent ook: moeizaam omhoogklimmen (zijdelings) want er wachten nog achttien anderen voor je + Griek. En dan, als een kerende krab op skies richting nederwaarts gaan staan wat ‘t meest ingewikkeld is omdat je steeds neigingen hebt al te moeten terwijl je nog niet mag. Willie heeft trouwens de ergerlijke gewoonte om nog even rustig educatieve gesprekken te gaan houden met je voorganger die al beneden is terwijl jij daarboven staat met je prikstokken angstig in de sneeuw geboord te wachten tot hij het sein geeft. Volgens Martin houdt hij deze gesprekken alleen met vrouwen en kunnen de mannen barsten. Alleen de Griek, daar kan hij niet omheen aangezien die telkens wanhopig met gekruiste skies op hem af dendert. Zo gaan wij die middag een stuk of wat keren (volgens een jongen in onze groep om de zeven minuten een keer) naar beneden. Susan is het beste, die mag vooraan. "Koud he” (een man met een gelijknamig petje op die nu voor eeuwig zo heet) is ook goed. Ik ga elke keer veel te snel, ik houd niet voldoende "Pflug", maar ik kan gelukkig goed remmen. Joyce doet het ook goed. Martin was wat onzeker en Loes heeft de tijd van haar leven, die lacht wat af. Martin vindt het trouwens steeds "Tied fur un pafke" en de Griek verlangt blijkbaar naar paaltje 5E waar z'n laarzen staan, hij verdwijnt tenminste steeds uit het zicht. Om vier uur mogen we dan met z'n allen naar datzelfde paaltje, Willie pikt een verplicht vrijwilliger uit de groep die de yell moet gillen, Martin trekt zich gelijk al terug die vindt dat soort vertoningen maar niks, later heeft hij zijn laarzen vaak al aan voordat er iemand met "Tsjikketsjakke" begint. Daarna naar huis en gegeten in Bucherwirt onder de onvergetelijke muziek van een plaatselijk trio met een onrustige koeienbel.

DINSDAG

 Bij Susan en Joyce op de kamer geslapen. Even wennen natuurlijk, ze krijgen plots iemand op hun dak. Maar ik ben het maar. Uitgebreid ontbijten (heel wat beter als in het vorige pension) en moeizaam in mijn voortreffelijk Duits "Ja" en "Nein" geantwoord zoals het uitkomt. De pensionhouders zijn volkomen selfsupporting oftewel "Selbst-Unterhaltung" ze maken alles behalve het brood geloof ik, dat 's morgens om half zes gebracht wordt, ze hebben koeien, varkens, kippen en zelfs een eigen stokerij in de kelder volgens 'opa', maar die heb ik niet gezien, misschien is het wel illegale obst wat ze stoken en vandaar de smaak. Ze drinken het meen ik, drie keer op een dag en worden er oud bij. Opa is tenminste al drieëntachtig. Hij komt af en toe, evenals Annemarie, bij ons kletsen. De bevolking is voornamelijk katholiek, overal hangen wel teksten en beeldjes. Wij weer naar Pertisau en op de skies om 10 uur, nu moeten we helemaal die 'hoge' heuvel op die vanuit de verte niks voorstelt. We moeten leren bochtjes te maken, om het makkelijker te maken zet Willie stokken neer waar wij omheen dienen te draaien en zelf staat hij voor laatste paal. Als de onvermoeibare Griek, die maar steeds optimistisch blijft; naar beneden moet golft de hele groep wat naar achter. Wij zijn wijzer geworden in de loop der lessen, in zijn enthousiasme vergeet hij wel eens dat hij naar links moet in plaats van naar rechts en neemt dan en passant een paar beginners mee. Het kan gebeuren dat je rustig middenin de groep wat voor je uit staat te staren en opeens van links een Griek nadert die je meteen maar meeneemt op z'n skies. Maar het is vreselijk lachen met die man. We hebben allemaal bewondering voor hem. Susan mag nog steeds vooraan. De rest volgt als makke schaapjes. Martin neemt in zijn vaart af en toe een stok mee naar beneden, tot grote hilariteit van Loes maar tot ongenoegen van Willie. Joyce heeft een afgrijzen van het speeksel dat zich ophoopt in Willie’s mondhoeken, hij praat nogal veel en door de ijle lucht vormt dat hoopjes om zijn mond en hij vergeet dat weg te vegen. Maar ach, de man is bijna zestig. Hij schijnt trouwens mensen te hebben getraind voor de Olympische Kampioenschappen, dus er is nog hoop voor ons. Deze tweede dag is een beetje oude koek voor ons, we lachen nog wel als er iemand valt, maar het moet goed hard zijn willen wij uitbundig worden, alleen wanneer Martin een stok recht in zijn wang krijgt oftewel "middenin z'n bek" volgens Joyce en is er weer leedvermaak. Verder hetzelfde patroon als gister. De verplichte bochtjes met de stokken, ik doe het nu iets beter dankzij de uitleg van Willie van wel vijf minuten en waar ik enige feiten uit heb opgepikt. Soms moeten we zonder stokken naar beneden of met de armen over elkaar gevouwen als Russische dansers.

Tussen de middag lekker gegeten, er is van alles, spaghetti, vlees omeletten, we willen het allemaal proberen. We kopen kaartjes voor naar huis te sturen en blikjes cola en sinas want we stikken steeds van de dorst. We halen ook wat crackers en boter want we hebben niet zo veel zin om weer naar Bucherwirt te gaan om te eten. Dat verklaren we later ook tegenover Annemarie in het pension: "Wir sind zu mude zu Essen", met volle mond dus nogal ongeloofwaardig. Vandaag staan Loes en Martin en ik voor het laatst op de skies, het is woensdag en we zijn moe, hebben spierpijn en zeggen tegen elkaar: "Blij dat we niet voor vijf dagen les hebben genomen" zoals sommigen uit onze groep. Susan en Joyce doen morgen wel mee aan de "Rennen" een slalomwedstrijd. Ik maak wel foto’s, ik verheug me al op een dagje zonder gevlieg en gehaast. We mogen vanmorgen van Willie met de baby-lift. Hoi! Dat is een touw dat zich beweegt tussen twee katrollen heen en weer waar je je aan vast dient te grijpen. We schieten 'ons' heuveltje af naar het hokje van de lift. Dat is pas plezierig, nu kunnen we echt eens "skiën". En wat heerlijk om eens een tijdje niet te hoeven klimmen, stap voor stap zijdelings een heuvel op. We betalen 20 shilling voor een knipkaartje dat je met een elastiek je aan je bovenarm moet bevestigen, je mag dan 12 keer omhoog, je kunt kiezen uit het 'lage* heuveltje en de hoge, maar dat laatste doen we toch nog maar niet. De Griek is intussen bij een andere groep geplaatst, we vinden het allemaal jammer, ook al hield hij de boel wel eens op. Ik zie hem later bij de baby-lift weer onderuitgaan als hij zich omhoog wil laten trekken, hoe kan het ook anders? Er is nog iemand die tijdens de vorige lessen steeds blunderde, een vrouw in een groen skipak met een kaakontsteking. Zij en haar man hebben alleen 's morgens les en rommelden 's middags zelf wat. Het ligt voor de hand dat wij begrepen dat zij bij een man in een groen skipak behoorde maar toen ze weer eens viel en de groep vijf minuten ophield zei Martin "Gooi die trut er toch uit", bleek haar man vlak naast hem te staan. Het gedrang bij de liften is heel erg, je moet door een poortje van anderhalve meter breed en er staan vijftig mensen voor. Achter, je staan mensen met hun skies op de jouwe en velen dringen gewoon voor. Een vrouw uit de groep kon dat niet zetten en maakte heibel, ze sommeerde mij mijn stokken op de skies van de voordringster te zetten maar ik hield het wel voor gezien. Het is nu niet direct de ideale plek om een ruzie te beginnen. Toen was ze ook nog haar handschoen kwijt en verzocht mij die op te rapen, ik zag 't nergens en ik zei "Ook al zie ik ‘t dan ben ik nog niet in de gelegenheid het op te rapen". Toen had ik het wel gedaan. Het weer vandaag is somber, geen zon en een windje blaast door de bergen om onze oren, dat is best nog wel fris. We eten weer bij het restaurant waarvan ik nog steeds de naam niet weet.

S’ Middags neemt Willie ons mee naar de hoge piste. "Halverwege moeten jullie uitstappen" vertelt hij ons. Susan gaat voor, maar wat niemand weet is, dat Susan halverwege niet uit durft te stappen (je gaat ook met een flink vaartje naar boven) ze laat zich dus maar rustig voorttrekken, bovenaan ziet ze wel weer. Doch de hele troep glijdt als trouwe volgelingen achter haar aan naar Boven en daar staan we dan met z'n zeventienen op 1 m2 naar beneden te gapen. Het is hier toch wel erg hoog! Willie komt als laatste naar boven gegleden en legt in verwilderd Duits uit (nadat hij Loes overeind heeft geholpen die als een soort driehoek in de sneeuw ligt door mijn schuld en geen kant meer op kan) dat wij niet zover hadden mogen gaan. We moeten hem nu maar volgen in de door hem geleerde bochtjes en "Pflug". Je ziet ons denken: "Bekijk het maar met je Pflug". Een enkele dappere doet werkelijk een poging om hem te volgen, maar de een na de ander gaat onderuit. Ik wil niet eens de schijn van moed ophouden en als Frauka plots achter ons paniekerig uitbarst "Ik ga niet naar beneden! Mij krijgen ze hier niet weg, ik blijf hier!" wordt de hele groep toch wel wat nerveus. Al het geleerde lijkt ineens uit ons geheugen weggewist. Martin gaat onderuit en ik twee meter onder hem, iedereen verkondigt meteen: "Wij helpen jullie niet hoor"! Moeizaam krabbelen wij overeind en krijgen de slappe lach van de zenuwen. Doodvoorzichtig schuifel ik metertje voor metertje naar beneden, als ik in dit tempo doorga duurt het tot morgenochtend, maar dat interesseert me op dat moment niets. De anderen zie je steeds pogingen doen om in pflug naar beneden te gaan maar ook gaan ze weer omver. Martin vindt het na een meter of drie weer "Tied vur un pafke", maar dat soort opmerkingen brengen mij aan het lachen en dus aan het bibberen en dat kan ik nu niet hebben. "Ich habe angst"!, krijs ik tegen Willie die voorbijschiet, Martin merkt nog op dat ik de enige niet ben. Willie probeert wanhopig alle gevallenen weer overeind te zetten, de arme man kan het bijna niet bedoen, het speeksel staat tot aan z'n neus. Frauka staat nog steeds boven, een verstijfde skiester in een geel pak. Ze heeft haar skies gewoon uitgedaan. Een toevallige voorbijgangster zegt haar deze weer aan te moeten doen, Frauka snauwt haar weg, we worden er niet aardiger op hierboven. Willie roept mij "Warten" toe maar ik smokkel stiekem nog een paar meter, met geen mogelijkheid krijgt hij me nu in "Pflug". Een stuk of acht van de groep staan al beneden en kijken met bleke gezichten omhoog naar de rest van de avonturiers, eindelijk lukt het mij weer de verplichte bochtjes te maken, ik heb zoiets van: nu of nooit, anders durf ik het niet meer. Als een van de laatsten kom ik naar beneden en begin gelijk mee te paffen met de anderen, we staan elkaar nog een beetje met grote ogen aan te kijken. We applaudisseren voor Frauka die, op skies!, nog naar beneden komt. Willie vertelt ons later dat wanneer er iets fout was gegaan, hij voor de rechter had moeten komen. Hij heeft het ook nog over een boete die hij zou moeten betalen, maar dat valt gelukkig achteraf mee. Een blond meisje uit de groep dat in het begin niet zo opviel, vertaald onze gedachten met de gevleugelde woorden "Ik scheet zeven kleuren stront daarboven", het gebeuren had blijkbaar ook in haar iets wakker gemaakt want tijdens de eenvoudige oefeningetjes die Willie ons later liet doen schreeuwde ze tegen een toevallig langskomende skiër: "Kun je niet effe helpen, boerelul"? Omdat een van ons was gevallen. Aan het laatste "Tsjikketsjakke" heeft bijna niemand meer meegedaan. In de bus gebeurt er iets vervelends. Tessa valt bij het toilet van het trapje naar beneden, een flinke jaap in haar voorhoofd is het gevolg en het bloedt behoorlijk zoals hoofdwonden altijd doen. Na die tijd gaan ze meteen met haar naar een dokter, het hoeft gelukkig niet gehecht, een zwaluwstaartje is voldoende. Loes en Martin zijn door de consternatie behoorlijk uit hun doen en willen niet mee eten. Wij besluiten maar met z'n drieën naar restaurant Knapp te gaan waar het diner die avond gezamenlijk wordt gebruikt. Natuurlijk vertrekt de bus weer een half uur te vroeg, Susan staat haar haren nog te wassen, wij gaan dus maar lopen. De wandeling valt een beetje tegen, het lijkt een korte afstand met de bus maar om het te lopen is het minstens een half uur, en we lopen als padvinders. Het is zo donker als de pest, halverwege komt een auto ons tegemoet en Joyce en ik zoeken wanhopig een berm, die er niet blijkt te zijn. We lopen om elkaar heen als verblinde konijnen. Bij Knapp aangekomen barst ik alweer van de honger ('s middags heb ik nog spaghetti gegeten) we moeten een half uur wachten op ons maaltje en Susan krijgt als eerste haar bord. In Oostenrijk schijnt het heel normaal te zijn als je samen aan tafel zit, je om de beurt je eten krijgt. Wij kijken likkebaardend toe, Joyce en ik. Maar als eindelijk de zigeunerspiez komt is dat de moeite van het wachten wel waard. Voor Loes en Martin bestellen we koud vlees en brood, achteraf blijkt dat ze al zuurkool hebben gehad in het pension. Joyce wil na het eten natuurlijk weer een vaas met ijs, ze heeft het nog niet gekregen of het sein tot vertrekken valt, ze zijn daar aldoor ruim op tijd mee; vijf minuten voor de tijd. Aangezien we het hele eind niet terug willen lopen vreet Joyce met grote happen haar vaas leeg. Susan helpt nog een handje maar in de bus zegt Joyce "Ik heb er niet echt van genoten"! Naar huis en naar bed.

DONDERDAG

 Vanmorgen staan Loes, Martin en de kinderen ons ontspannen uit te zwaaien wanneer we vertrekken naar Pertisau, je ziet ze denken: voor ons vandaag niet, gelukkig. Ik ben dus nergens vandaag. Ik heb vannacht tot drie uur met Martin zitten ouwehoeren over katten, honden, kippen, Julianadorp en over het leven in het algemeen. De fles wijn is op 't laatst leeg en als je bedenkt dat ik normaal over een glas een hele avond doe dan begrijp je wel hoe ik me ongeveer voelde. Maar ik had zoiets van: morgen toch niet skiën, dus! Ik herinner me dat ik 's nachts in het donker probeerde de knopen van mijn dekbedovertrek Open te maken omdat ik dacht dat het mijn jas was. S’ Morgens word ik wakker met m'n sokken nog aan en het dekbed overdwars. Maar foto's heb ik gemaakt! Van Joyce en Susan en "Koud he" en Frauka terwijl ze aan de wedstrijd deelnemen. Ze moeten trouwens maar een keer naar beneden en dat is ergens wel logisch want alle leerlingen doen mee en er zijn er wel een paar honderd. "Koud he" moet de spits afbijten, hij zegt lachend: "De eersten zullen de laatsten zijn". Hij wint 's avonds de gouden plak! De rest van de dag loop ik wat verdwaasd rond, ik haal foto’s die van ons gemaakt zijn op de piste en ik verlang naar mijn bed. Het zonnetje schijnt vandaag niet en ik verlang juist zo naar ons terrasje in de zon. De eerste drie dagen zijn we allemaal verkleurd, de zon is hier warm en fel, je kunt af en toe in je sweatshirt skiën. We eten bij een rustig restaurant, wat achteraf maar het eten is er niet zo bijzonder. Ik koop wat souvenirs, twee 'echte' Oostenrijkse mutsen voor de meiden en een paar speeldingetjes waaruit, als je 't draait, een koe begint te loeien. Het is hier duur! Joyce en Susan gaan nog wat skiën tot vier uur, ik drink een kop koffie (fl. 3,20), en lees, om de tijd wat door te brengen Martin’s Telegraaf. Om vijf uur begint de prijsuitreiking in het sportcomplex te Pertisau. Het is er beregezellig. "Koud he" straalt als hij wint en wimpelt steeds de eer af. We brullen als echte sportfanaten "Willie, Willie!" die er zowaar van bloost. De winnaars geven een rondje voor onze groep en van Willie krijgen wij als Troost een plak "Milka"-chocolade. Een beste man. Hij heeft Joyce, Susan en mij gister al aangeboden naar huis te brengen omdat de bus dagelijks al om 16.30 uur vertrekt. Maar er is iets veranderd, de bus komt nu iedereen afhalen om acht uur. We gaan toch maar met Willie mee. Hij heeft wel een beetje haast om half zeven wil hij naar huis en wij gaan achter hem aan naar buiten. Op het balkon ontdekt Susan dat ze haar eerste bestelling is vergeten te betalen, ik zie Willie al bij zijn auto, dus ik zeg: "Kom op, als "Koud he" voor ons moet betalen, geven wij het hem morgen wel terug". Ik heb trouwens mijn bedenkingen tegen de gastronomische prijzen hier. Maar Susan vindt dat ik hen op het slechte pad breng en ziet, de ober die ons heeft bediend verschijnt al hangend over het balkon en brult naar beneden om zijn geld. Hij heeft ons zowaar zien vertrekken uit die enorme massa mensen. Susan en Joyce druk verontschuldigend terug, ik slechterik, blijf beneden staan, ik had niks besteld. Susan en Joyce nemen wraak, ze rennen langs mij heen naar Willie's auto, ze willen niet naast hem zitten, het kan mij geen barst schelen maar ik spreek nauwelijks Duits. Hij informeert als we in de auto zitten "Buchau"? En ik van "Ja, ja" om ervan af te zijn. We vinden wel dat hij ons door een tamelijk onbekende omgeving rijdt en jawel, hij zet ons af bij het een of ander onbekend restaurant "Buchauer" en na een wat onduidelijk gesprek over en weer, ik meen Willie geprikkeld te zien worden, zegt Susan haastig: "Zet ons maar af bij het eerstvolgende kruispunt", maar dan in het Duits. Ik zeg niks, ik had hem zo naar Buch laten rijden. Maar dat is geen stijl volgens de anderen, zou ik dan toch een beetje slecht zijn? Enfin, wij worden gedumpt in the middle of nowhere bij een ander restaurant waar Susan eerst nog een uur op de bus wil wachten die daar voorbij moet komen. Maar ik moet naar de wc en ook Joyce ziet het niet zitten om te wachten. We duiken het restaurant binnen waar Susan aan een buffetjuffrouw vraagt naar een taxi. Die zegt "Rrraus" maar ze bedoelt gewoon dat er een taxi-stand- plaats aan de overkant is. Wij met dezelfde vaart weer naar buiten en de taxi-zaak binnen. "Wohin"? Vragen ons twee jongedames en wij brullen "BUCH BUCH", en ik spel in mijn beste Duits het adres om er vooral weer geen misverstand over te laten ontstaan gezien onze vorige ervaringen. "Ga maar mee met de jongeman", zegt het meisje bij de telefoon, ze trekt gelijk een gezicht achter haar hand. Een leukerd zeker, die jongeman. Wij door Jenbach heen naar Buch, we zien weer bekende heuvels en dalen, opeens meent Susan dat we naar links moeten maar wij vinden van rechts en tijdens het rijden zegt Joyce wel viermaal "Weiter, weiter", en dan staan we bij restaurant Bucherwirt... We stappen maar uit en gaan teruglopen, we moeten nu af en toe omhoog klimmen dat is best zwaar, het schijnt ons noodlot te zijn. Joyce horen we een hele tijd niet, die loopt rustig achter ons haar plak "Milka" op te vreten.

VRIJDAG

Vandaag gaan we naar Innsbruck. Wat heerlijk om eens niet te hoeven haasten. De excursie van de dag ervoor is volgens Martin en Loes een ramp geweest alhoewel Loes het wel lekker rustig had gevonden. Ze zijn in een plaatsje geweest waar je na drie weggetjes de kerk alweer tegenkwam en ze durfden een glaswinkel niet in vanwege de kinderen. Ze zijn ergens wezen eten waar een stel Oostenrijkers een borrel te veel ophadden en driftig wilden dansen met vrouwen uit onze bus, er was er een met een lucht-verdeelkast (Martin) die de sfeer nog trachtte te verhogen. De bus is vandaag maar twee uur te laat. Wel te begrijpen overigens want het is glad en er schijnt een opstopping geweest te zijn in Pertisau. Dat vinden we eigenlijk niks erg want we zitten lekker warm in de keuken bij opa en de t.v. Staat aan waar zowaar een Pink Panther-film op wordt vertoond. Susan biedt oma een zitplaats aan want die drentelt wat heen en weer maar dat is volgens opa niet nodig, dat krijg je waarschijnlijk na vijftig jaar huwelijk. In Innsbruck wordt ons eerst verteld om twee uur weer bij de bus te zijn (het is dan één uur) dat wordt even later veranderd in drie uur en dan wordt er verkondigd dat de winkels tot drie uur gesloten zijn, maar dat is niet waar. Door de beperkte tijd zien we alleen souvenirwinkels, Loes moet luiers hebben en Joyce een filmrolletje, verder kopen we niks. Martin heeft het de hele week al gehad over frikadellen etc., en zowaar wij zien een snackbar, maar, gesloten! Omdat we nog maar een uur hebben en we ook nog moeten eten en Martin bijna in zijn broek plast schieten we het eerste beste restaurant binnen waar je een shilling (16 cent) moet betalen voor de wc. We bestellen gezamenlijk als echte Hollanders friet, alleen Susan neemt Goulashsoep. Marlo presteert het nog om van de wc- het restaurant binnen te lopen met zijn onderbroek op zijn hielen. "Doet ie thuis ook altijd" verklaart Martin haastig. Enfin, zolang z'n vader het niet doet is alles best. Weer terug in de bus val ik in slaap, we kunnen nog de skischans bovenin Innsbruck bekijken maar ik ben moe. 'S Avonds krijgen we in Bucherwirt een gratis maaltijd aangeboden Dat hebben we eerst niet door, we vinden het wel leuk dat de kinderen zomaar friet krijgen met een worst, omdat de kleintjes geen honger hebben beginnen Loes en Martin stiekem van hun bord te eten, maar even later krijgen wij allemaal borden met friet en rijst en hachee, maar zekere personen, hebben dan geen honger meer. We hebben nog lol om een verhaal van Joyce over een vent uit een Reisbureau die uit z'n neus at en daarna gaan we met een taxi naar huis en naar bed.

ZATERDAG

 Deze dag moeten we zien door te komen. De bussen rijden niet de chauffeurs moeten slapen voor de rit naar huis, de koffers hebben we al gepakt en ontbijt hebben we ook gehad. Er is vannacht een dik pak sneeuw gevallen dus wij gaan kinderlijk 'rodelen' met twee sleetjes, ik maak een monsterlijke sneeuwpop, we nemen wat foto's. Landerig brengen we de middag door in de eetkamer, we puzzelen wat en spelen met een onbegrijpelijk spel Oostenrijkse kaarten Klaverjassen, i.p.v. Schoppen hebben ze tulpen en i.p.v. Klavers eikels en ruiten zijn koeiebellen. Opa biedt ons nog obst aan, en vooruit, we nemen er nog een. Maar het valt toch niet lekker, Susan flikkert haar glaasje uit het raam en ik de mijne erachteraan, we kijken wat het met de sneeuw doet, ik heb wat over m'n handen gekregen en ben bang dat ik groen uit begin te slaan. Om vier uur worden onze koffers opgehaald, daar ontstaat nog onenigheid over want de chauffeur wil ons gelijk direct meenemen, waar wij niets op tegen hebben maar dat mag niet van Hennie. Dus om vijf uur weer gezamenlijk eten in Bucherwirt. Ik neem een zigeunerschnitzel, ik moet nog zeventien uur in de bus! Loes heeft geen honger. Joyce wil natuurlijk ijs, maar dat hebben ze vandaag niet! Ik heb me dit keer goed voorbereid voor in de bus, bodywarmer, sweatshirt en snowboots aan, dus koud heb ik het niet 's nachts. Martin heeft trouwens de chauffeur geïnstrueerd dus wordt het niet echt koud 's nachts. Maar voorin zitten ze te stikken van de hitte, ze hebben T- shirts aan. Ik slaap zowaar 's nachts al word ik wel 50 x wakker, ik kan nu eenmaal niet voortdurend in een deuk slapen. De kinderen maffen gelukkig wel goed en de terugreis lijkt sneller te gaan dan de heenreis.

 Om zeven uur zijn we bij de Nederlandse grens en krijgen we een gratis ontbijt aangeboden. En daar begint het gedonder natuurlijk weer. We zijn bij restaurant Zevenaar waar Hennie opdracht heeft gegeven voor een gratis ontbijt, maar er staat niets klaar (wat ook logisch is want weten zij veel hoe laat wij komen) dus sommigen gaan al naar het lopend buffet maar komen er dan achter dat ze moeten betalen. Het is de bedoeling geweest dat we gingen zitten en wachten. Maar nee, de een zit te eten en de ander kijkt rond. Loes gaat zitten (ploft neer) en zegt verbeten: "Caballero zonder filter", die heeft ze moeten ontberen in Oostenrijk. Wij eten kadetjes en stokbrood dat Martin voor ons gehaald heeft. Als wij eigenlijk al uitgegeten zijn regelt Hennie een soort lopend buffet bij "onze" tafeltjes. We kijken wat lodderig rond, het is half acht, tot onze aandacht getrokken wordt door een stelletje vreemden aan een van onze tafeltjes. Een meisje staat op en loopt naar 'ons' buffet om een plakje kaas te pakken. Maar voor ze er ook maar een hap van heeft kunnen nemen staat Hennie op en grist het plakje kaas uit de vingers van het meisje weg, onder vermanend gemopper. Wij liggen haast onder tafel. Volgens Martin had Hennie de kaas uit haar tanden gepeuterd als ze het had gewaagd er een hap van te nemen. De "vreemden" worden wat rood en gaan fluiten, ze zijn ook verbazend snel weg. Voor het laatst stappen we in de bus en het duurt dan nog een uur of twee voor we thuis zijn. Om tien uur staan we bij het Loopuytpark en meteen waait de kille Julianadorpse zeewind ons alweer om de oren.